Hoe het begon...in 2015


Er is geen plek in Nederland die niet op enig moment is getekend, gepland, bedacht. Meestal zelfs meerdere keren. Flevoland, de Betuweroute, de Amsterdamse binnenstad, Zoetermeer…De eventuele daadwerkelijke uitvoering van plannen werd vooraf gegaan door studies, berekeningen, filosofieën, vergaderingen, belangenafwegingen, besluitvormingstrajecten… En tijdens de realisatie van de plannen bleef de wereld veranderen. Steeds sneller. De woningmarkt stortte in of trok aan, de economie trof betrokken bouwbedrijven en toeleveranciers, het Nieuwe Werken vond opgang, consumentengedrag veranderde… 

 

De plekken waren klaar en de mensen namen ze in gebruik. Als bewoner, passant, werknemer, recreant. En die mensen vónden iets van het uitgevoerde plan. Ze voelden zich er thuis, vonden het mooi of juist niet, bleven er of kwamen er nooit meer terug.  Ze ontwikkelden trots, en gingen de plek soms aanpassen aan hun eigen wensen. Ze gingen het bedachte plan inkleuren en bezielen. Wanneer is een plan gelukt? Als de gebruikers het gebruiken zoals het is bedoeld? Of als het voldoende flexibiliteit in zich heeft om zich te laten aanpassen door de gebruikers?

 

In elk geval gaat een plek pas léven als mensen er bezit van nemen. En kun je een plek pas écht doorgronden als je de ogen van gebruikers ziet glimmen van trots of frustratie.  Planmakers en plangebruikers hebben beiden bepaalde gevoelens en passies bij de plannen die zijn gerealiseerd. Ze kijken er anders naar. Maar ze zijn zelden met elkaar in gesprek. En áls ze met elkaar praten blijken ze meestal verschillende talen te spreken. Zonder tolk begrijpen ze elkaar niet of nauwelijks.


Om te weten of een plan is gelukt zullen we in de plek moeten duiken. Wij denken dat de planners en observanten te weinig de plekken induiken die ze ooit hebben bedacht. Ze beleven ze onvoldoende. Het succes van de plek wordt teveel afgemeten aan het oorspronkelijke plan en op basis van objectieve vergelijkingen. We leven onvoldoende letterlijk méé met de gebruikers. 

 

 Dát moeten we dus doen: even de tijd nemen om gebruiker tussen de gebruikers te zijn. Om te leven op de plek, in plaats van hem slechts te observeren. Ons te voeden met observaties van dwarskijkers en vertalers die de plek duiden vanuit lokale betrokkenheid of de verwondering van het eerste gezicht. Er zijn tolken dus nodig. Vertalers tussen planmakers en plangebruikers. 

 

In onze ogen kunnen kunst en cultuur die vertalers zijn. Columnisten die het dagelijks leven beschrijven, fotografen en dichters die een plek weten te vangen zoals alleen zíj dat kunnen, theatermakers die grote vragen behapbaar maken, muzikanten die de ziel van een plek weten over te brengen aan een breed publiek.

 

 Niet observeren maar doorleven. Meebeleven met de gebruikers, opsnuiven van de bezielde plek.  Pas dan kunnen we in het vervolg betere plannen maken, plannen die beter passen bij de veranderende wereld, de gebruiker van de toekomst. Het plannen en bouwen van Nieuw Nederland vraagt om nieuwe principes, nieuwe inzichten, nieuw tempo, nieuwe partners, nieuwe flexibiliteit.

  

Want wie maakt Nederland? Dat doen we met z'n allen. 


Blauwestad, Groningen, 2015


Parkstad Limburg, Kerkrade, 2015


Bodemdaling, Woerden, 2018

Maasvlakte2, Rotterdam, 2015


Leidsche Rijn, Utrecht, 2015


Reggedal, Wierden, 2016